De dirigenten van de bloedsuikerspiegel: Insuline en Glucagon
In een aantal blogs ga ik kijken naar de mechanismen die vooraf gaan aan het ontstaan van diabetes type 2, de gevolgen hiervan, de invloed van medicijnen en, uiteraard, hoe je zélf diabetes kunt voorkomen en genezen.
In deze eerste aflevering lees je hoe de bloedsuikerspiegel in balans wordt gehouden door insuline en glucagon.
Insuline
Ons
lichaam heeft een ingenieus systeem dat ervoor zorgt dat de bloedsuikerspiegel
altijd op peil blijft en dat de cellen voldoende energie kunnen aanmaken.
Een van de
hoofrolspelers in dit systeem is het hormoon Insuline: dit hormoon zorgt o.a.
voor dat de glucose in de cellen wordt opgenomen.
Een gebrek
aan insuline, te veel insuline of niet goed werkend insuline is een van de
belangrijkste oorzaken van problemen met de bloedsuikerspiegel.
Insuline
wordt in de pancreas ( alvleesklier) aangemaakt.
Een ander
pancreashormoon is glucagon, de tegenhanger van insuline.
Behalve
deze twee belangrijke hormonen, zijn er nog veel meer systemen betrokken bij
het glucosemetabolisme. Heel het lichaam werkt mee om ervoor te zorgen dat we
altijd voldoende brandstof hebben en dat we kunnen overschakelen tussen
verschillende soorten brandstof.
Dit
systeem wordt overbelast en ontregeld door een ongezond voedingspatroon, te
veel eten, een zitten leven en alle vormen van stress.
Dirigenten van de bloedsuikerspiegel
De
bloedsuikerspiegel wordt op peil gehouden door insuline en glucagon, 2 hormonen
met een tegengestelde werking.
Insuline wordt door de pancreas uitgescheiden
wanneer de bloedsuikerspiegel stijgt, b.v. na een maaltijd. De insuline zorgt
ervoor dat de spieren meer glucose opnemen. Ook zorgt het ervoor dat de spieren
en de lever méér glucose verbranden, dat er minder vetten worden gebruikt als
brandstof én dat glucose gemakkelijker wordt opgeslagen als vet. Dit is een
belangrijke reservebron voor tijden dat er weinig voedingsstoffen beschikbaar
zijn of wanneer er meer energie aangemaakt moet worden.
Glucagon
wordt door de
pancreas uitgescheiden, wanneer de bloedsuikerspiegel te sterk daalt.
Bijvoorbeeld na een lange periode zonder eten of bij langdurige lichamelijke
inspanning. De bijnieren gaan dan meer adrenaline vrijgeven. Glucagon en
adrenaline zorgen ervoor dat de lever glycogeen afbreekt om glucose vrij te
maken. Ook wordt onder deze invloed nieuwe glucose aangemaakt uit vetzuren en
aminozuren. Deze vrijgemaakte en nieuw aangemaakte glucose wordt in het bloed
opgenomen en naar alle cellen vervoerd die het nodig hebben.
Insuline
die aangemaakt wordt als gevolg van een hoge bloedsuikerspiegel, remt de
aanmaak van glucagon om te voorkomen dat de lever extra glucose aanmaakt.
Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van een ander pancreashormoon: amyline. Amyline
vertraagt de maaglediging, zodat er niet teveel glucose tegelijk in het bloed
komt.
Insuline was oorspronkelijk een hormoon dat maar heel weinig moest worden aangemaakt en uitgescheiden. Evolutionair is het glucosemetabolisme afgesteld op een gebrek aan suikers tijdens perioden dat er weinig voedsel te vinden was.
Het
voedingspatroon van de oermens bevatte veel minder suikers dan het moderne
westerse voedingspatroon. Bovendien waren dat suikers ( uit vruchten en
knolgroenten) die veel langzamer in het bloed vrijkomen, waarbij amper insuline
aangemaakt hoeft te worden.
Insulineresistentie
Onze
cellen hebben receptoren voor allerlei hormonen, ook voor insuline.
Een receptor kun je zien als een sleutelgat waar een sleutel in past. Insuline is dan de sleutel die ervoor zorgt dat de cel ‘open gaat’ om de bloedsuiker op te nemen.
Als je veel (geraffineerde) koolhydraten, én regelmatig tussendoortjes, eet moet je alvleesklier steeds opnieuw insuline produceren. Op den duur worden de cellen ongevoelig voor de insuline. (Het ‘sleutelgat’ raakt beschadigd, waardoor de sleutel er niet meer in past). De glucose kan niet meer de cellen in en het lichaam zal het opslaan als (buik)vet.
Het is een natuurlijk verdedigingsmechanisme om te voorkomen dat er teveel suiker in de cel binnenkomt, maar ook om te voorkomen dat de bloedsuikerspiegel te snel daalt.
Bij
insulineresistentie blijft dus de bloedsuikerspiegel te hoog (hyperglycemie)
omdat de cellen minder glucose opnemen. Maar ook blijft er meer insuline in het
bloed ( hyperinsulinemie) omdat de cellen er minder gevoelig voor zijn.
Vooral de cellen van de spieren, het hart en de hersenen worden ongevoelig voor insuline. Hierdoor ontstaat o.a. vermoeidheid en een gebrek aan energie, zowel lichamelijk als mentaal.
De
vetcellen blijven veel langer gevoelig voor insuline omdat ze veel meer
insulinereceptoren hebben, zodat de overtollige glucose uit het bloed wordt
weggeloodst en als vet kan worden opgeslagen.
Insulineresistentie zorgt voor meer drang naar, vooral zoet, voedsel. Het zorgt er ook voor dat je niet kunt stoppen met eten, door een gebrek aan remming. Dit komt o.a. omdat de hersenen het signaal blijven geven dat de cellen glucose nodig hebben.
Gevolgen op lange termijn
Op de
lange termijn ontstaat er schade als gevolg van de hoge bloedsuikerwaardes
(vooral bij prediabetes en diabetes type 2), zoals bijvoorbeeld:
·
Meer
laaggradige ontstekingen (van bijvoorbeeld de vaatwand)
·
Aderverkalking
en meer kans op hart- en vaatziekten
·
Algehele
veroudering
·
Zenuwschade
of neuropathie
·
Oogklachten
(retinopathie)
·
PCOS
(polycysteus ovariumsyndroom)
·
Hoge
bloeddruk.
Insuline ‘sparen’
Plantenstoffen als polyfenolen, flavonoïden, resveratrol en berberine kunnen ervoor zorgen dat er meer glucose in de cel opgenomen wordt. Ze versterken de werking van insuline én bootsen de werking van insuline na. Ze zorgen er dus voor dat er veel minder insuline nodig is.
Ook beweging zorgt ervoor dat de (spier-)cellen gemakkelijker glucose op kunnen nemen, zónder insuline. Daarom is nuchter bewegen zo goed; je cellen zijn daarna in staat om glucose op te nemen, zonder dat daar insuline voor nodig is.
Tenslotte
Te veel (en
verkeerd) eten en te weinig beweging zijn de belangrijkste reden die de bloedsuikerhuishouding
verstoren. Toch zijn er nog meer factoren die hier invloed op hebben zoals een
verstoorde darmflora, auto-immuniteit, chronische stress, gebrek aan slaap, een
verstoord slaappatroon en het gebruik van bepaalde medicijnen. Echter ook deze
factoren zijn gerelateerd aan een ongezonde leefstijl.
Reacties
Een reactie posten